Geschiedenis & evolutie |
Het Karate-do, zoals het nu wordt beoefend, ontstond in het Okinawa van de 17de eeuw.
Okinawa was een van de Ryukyu-eilanden, die gelegen waren tussen China en Japan. Oorspronkelijk was het schatplichtig aan China, maar in 1609 werd Okinawa veroverd door de Japanse troepen. In de hoofdstad Naha richtten de Japanners een politiemacht op en om alle verzet onmiddellijk de kop in te drukken werd het dragen en gebruiken van wapens verboden. Dit was een zware klap voor de inwoners van Okinawa, want om zich te beschermen tegen overvallers en barbaren was zowat iedereen gewend met zwaarden om te gaan.
De Japanners die dachten dat de eilandbewoners het niet in hun hoofd zouden halen om in het verzet te gaan zonder wapens vergisten zich schromelijk. De Okinawatezen gingen ten rade bij rondtrekkende Shaolin monniken die bekend stonden als beruchte vechters en die zeer bedreven waren in het ongewapend gevecht.
Deze monniken gaven hen de raad te beginnen met hun handen, botten en ellebogen te harden door ze tegen strozakken, zandzakken en boomstammen te kloppen. Op die manier ontstonden overal op het lichaam eeltbulten die, waardoor die plek een gevaarlijk wapen werd.
Daarnaast initieerden de monniken de eilandbewoners in het ongewapend gevecht, gebaseerd op een oudere Chinese gevechtsstijl, het Kempo (Chinees Boksen). Deze laatsten gingen deze technieken evenwel mengen met de hun van vader op zoon overgeleverde zwaardvechttechnieken. Hierbij gingen zij hun handen en armen gebruiken als een zwaard of speer. Vele technieken uit het huidige Karate verwijzen hier nog naar.
Op deze manier ontstond het Okinawa-te (te = hand).
Door hun enorm geharde handen en hun nieuw verworven technieken werden ze gevaarlijke tegenstrevers voor de Japanners. Wanneer zij overgingen tot guerrilla-aanvallen sloegen zij met hun geharde vuisten probleemloos door de uit gelakt bamboe en lederen riemen bestaande wapenrusting van de Japanners heen, die dikwijls op slag gedood werden.
Toen de Japanse ruiterij ten tonele verscheen om de rebellie de kop in te drukken, ontwikkelden de eilandbewoners een reeks dodelijke slagen en trappen die al springend in de lucht uitgevoerd werden. Zelfs de bereden vijand leverde aldus geen probleem meer op. Bovendien gingen de boeren hun werktuigen ombouwen tot geduchte wapens.
De handvaten van de molensteen voor het malen van de rijst, tonfa genaamd dienden om aanvallen met het zwaard te pareren. Zij worden tegenwoordig nog steeds gebruikt door de Amerikaanse politie. De sikkel (kama) waarmee de rijst werd gesneden was uitstekend tegen aanvallers met speer of zwaard, en de kleine dorsvlegel (nunchaku) werd een geduchte goedendag. Door dit transformeren van landbouwwerktuigen in wapens ontstond de typische vechtkunst van Okinawa: het kobudo.
Ondanks hun hevig verzet bleef de Japanse bezetting duren en geleidelijk schikten de eilandbewoners zich in hun lot.
Toch bleven zij hun gevechtskunst, het Okinawa-te verder beoefenen, meestal in het grootste geheim. Er ontwikkelden zich ook verschillende stijlen, die dikwijls van dorp tot dorp verschilden.
Meester Kenwa Mabuni, de stichter van het Shito-ryu Karate-do, werd geboren op 14 november 1889 in Shuri op het eiland Okinawa.
Als kind had Kenwa Mabuni te kampen met een zwakke gezondheid en ging hij op zoek naar een manier om sterker te worden. Zo kwam hij op 13-jarige leeftijd terecht bij de bekende meester Anko Itosu. Onder diens leiding begon hij te trainen zonder ooit één dag over te slaan.
Na zijn studies en zijn militaire dienst ging Kenwa Mabuni bij de politie. Dakzij deze functie kreeg hij de kans om verschillende delen van het eiland te bezoeken en zich bovenop het karate-do ook nog eens toe te leggen op alle klassieke krijgskunsten, genaamd Ryukyu Kobujutsu.
Toen de Japanse keizer in 1922 kennis maakte met het karate kreeg het zijn huidige betekenis. Oorspronkelijk betekende kara-te Chinese-hand. Gezien de eeuwenoude vijandschap tussen China en Japan was het toen niet gunstig die betekenis aan te houden. Daarom koos men voor de andere betekenis van hetzelfde teken: leeg. Karate werd dus “lege hand”. Omwille van het spirituele dat hierbij sterk aanwezig is, kreeg het ook de toevoeging “DO” (de “weg” die men onder leiding van een leraar af moet leggen om te komen tot een “veranderde mens”). Karate-do betekent dus “de weg van de lege hand”.
In 1929 begon Kenwa Mabuni het karate-do te onderwijzen in Osaka. Hij ontwikkelde een eigen stijl, het was een vermenging van het NAHA-TE van Meester Higaonna en het SHURI-TE van Meester Itosu. Zijn school werd SHITO-RYU genoemd, naar een samenvoeging van de namen van zijn beide meesters. Immers, het teken voor “ITO” (van Itosu) wordt ook “SHI” uitgesproken en het teken voor “HIGA” van (Higaonna) wordt ook “TO” uitgesproken. “RYU” betekent school.
Op 62-jarige leeftijd, op 23 mei 1952 overleed Kenwa Mabuni.
Zijn zoon Kenei Mabuni, geboren op 13 februari 1918, zette de Shito-ryu school verder. Hij bekwaamde zich ook nog in het jiujutsu, het kendo, het ninjutsu en andere krijgskunsten.
In
het karate-do bestaan een 16-tal stijlen. De bekendste zijn:
Ø
Het Shito-ryu
(Meester Kenwa Mabuni);
Ø
Het Shotokan
(Meester Gichin Funakoshi);
Ø
Het Goju-ryu
(Meester Myagi Chojun);
Ø
Het Wado-ryu
(Meester Ohtsuka Hironori);
Ø
Het
Kyokushinkai (Meester Oyama Matsutatsu);
Ø
…
Meester Kenei Mabuni heeft reeds heel de wereld afgereisd om het SHITO-RYU KARATE-DO te onderwijzen. Vandaag is het één van ’s werelds meest beoefende stijlen.